
Klik hier voor een vergrotingAl bijna m’n hele leven woon ik onder aanvliegroutes. Niet dat ik in de buurt van een vliegveld woon, het zijn de ganzen die het luchtruim boven me gebruiken.
Binnenkort vliegen de ganzen naar het zuiden, en in het voorjaar naar het noorden. De vogels schijnen vaste routes te hebben en ik woon alm’n hele leven onder zo’n route gewoond.
In m’n geboortedorp hoorde ik regelmatig de ganzen in de lucht. Vooral ’s nachts is de stilte daar nadrukkelijker aanwezig, zodat je alle geluiden goed kunt horen. Maar ook in Utrecht word ik achtervolgd door de geluiden van de vogels. ’s Nachts hoor ik ze boven de ruis van de grote stad uitkomen als ze overvliegen.
Het is een genot om het geluid van de ganzen hoog in de lucht te horen, en als je ze in statige V’s in de lucht ziet, is het ook voor de ogen een genot. Op m’n geboortedorp is meer lucht zichtbaar om te doorklieven. In het juiste seizoen is er vaak wel ergens in de lucht een groep ganzen te zien.
In Utrecht moet de blauwe lucht tussen de huizen vechten om de ruimte. Vaak vliegen de ganzen over zonder dat ik ze kan zien.
Tijdens een uitstapje naar Deventer hoor ik de ganzen ook. Nu niet hoog in de lucht, maar aan de overkant van de IJssel. Ik sta aan de kade en hoor duidelijk de groep aan de overkant. Het is grotendeels donker, alleen aan de horizon branden enkele lantarens op de snelweg en spoorbrug. De ganzen zitten ergens in het donkere gedeelte, tussen de weg en de IJssel.
Het hoogtepunt van die nacht is als er nog een nagekomen exemplaar komt aanvliegen. In de verte hoor ik de eenzame gans dichterbij komen. Het langzame eentonige gegak kan ik volgen zonder dat ik de vogel zie boven de donkere rivier. Even later verdwijnt het geluid in de richting van de groep op de grond, waar het in verdwijnt.
Deventer blijkt ook op een andere aanvliegroute te liggen. Het geluid van een straalvliegtuig verbergt dat van de ganzen aan de donkere overkant. De nachtelijke stilte verdwijnt en het is tijd om m’n hotel op te zoeken. Het luchtruim is te vol geworden.
Frans de Jonge